Een Franeker netwerk (1501-1593)

Geplaatst op 20 december 2021

‘En ander diversche naciën’: Vijf eeuwen nieuwe Bilkerts

Voordat de Bildtse kwelders (het ‘utland’, zoals het heette) in 1505 bedijkt werden, werd een deel ervan gebruikt als buitendijks weiland. De gebruikers – veel particulieren, maar ook kloosters en andere kerkelijke stichtingen – bezaten binnendijks land aan de rand van het ‘utland’. Sommigen van hen woonden in de stad Leeuwarden. De eigenaars van de kwelders, de Saksische hertogen die Friesland sinds 1498 regeerden, gedoogden dit gebruik. Ze gaven zelf stukken van hun ‘utland’ weg als beloning voor bewezen diensten. De grootste schenking vond plaats in 1501. De stad Franeker (‘Fronicke’) kreeg toen 200 morgen (bijna 180 hectare) in eigendom. Kort na de bedijking werden de grenzen hiervan vastgelegd. Het stadsbestuur mocht deze ‘Franicker Landen’ voortaan zelf verpachten. Het vroegste bericht over een Franeker Bildtpachter is van 1522. Toen werd Marten Meyses wegens wanbetaling van zijn land gezet. In 1523 woonde zijn opvolger Claes Janz van IJselmond op het Franeker Bildtland. Of Marten en Claes zelf uit de stad kwamen, is onbekend. Het oudste Franeker burgerboek begint pas in 1533. Claes had vermoedelijk Zuid-Hollandse wortels, net zoals veel pachters van Bildtland elders in de polder.

In 1530 verhuisde een voorname Franeker familie naar ’t Bildt. Toen verkochten Sem IJsbrants en zijn vrouw hun huis in de Voorstraat aan de stad. Het diende tot 1592 als raadhuis. Sem pachtte in 1527 van de Friese Staten een hele kavel (178 morgen) Bildtland in het huidige Westhoek en nog 23 morgen in een andere kavel. Zijn Bildtse woning staat op een Bildtkaart die de keizerlijke landmeter Jacob van Deventer in 1545 tekende. Sem is in 1541 begraven in de kerk van Sint Jacob en zijn zoon IJsbrant Semsz in 1551. In 1552 woonde IJsbrants weduwe nog in Sint Jacob. Ook een Jan Jansz van Ysselmonde (een broer of neef van Claes?) stond daar toen te boek.

De weduwe van IJsbrant heette Berber en was een dochter van de vooraanstaande Bildtpachter Jan Gerryts Kuyck. Hij was in 1535 kerkmeester in Sint Anna en bezat in 1536 een woning (‘Jan Kukens huys’) in Franeker, aan wat nu de Eise Eisingastraat heet. In 1551 is hij begraven onder een wapenzerk in de kerk van Sint Anna. Zijn dochter Berber is tussen 1552 en 1566 hertrouwd met een andere Franeker notabele: Jacob Sixma, een broer van de Franeker burgemeester Douwe Sixma. Jacob staat op de boerderijenkaart van Jan Jansz uit 1570 als bewoner van het hierboven genoemde huis in Westhoek. In 1578 betaalde hij f 6 weeldebelasting als inwoner van Sint Jacob. Zijn zwager Tzallinck Andringha kreeg daar een aanslag van f 12. Tzallincks vader Poppe Andringha was in 1553 Franeker burger geworden. Tzallinck en Jacob handelden samen in rogge, tarwe en laken, een dure wollen stof.

Het staat wel vast dat Franeker voor Andringha, Sixma en Sem IJsbrants de springplank was naar een Bildtse loopbaan als graanboeren en handelaars. Misschien heeft Jan Kuyck ook de sprong van Franeker naar ’t Bildt gemaakt, maar het kan evengoed andersom zijn: dat hij als rijke boer een stadshuis in Franeker heeft gekocht. Migratie wordt soms voorgesteld als eenrichtingsverkeer, maar dat is het bijna nooit. Wel trokken bloeiende handelssteden zoals Franeker, Harlingen en Amsterdam door de eeuwen heen succesvolle plattelanders aan. Zo werd een Adriaen Cornelis Kuyck uit Sint Anna in 1582 burger en in 1593 burgemeester van Franeker en woonde een andere dochter van Jan Kuyck in 1559 ‘op stand’ in Amsterdam als vrouw van een schatrijke koopman. Waar deze familie Kuyck oorspronkelijk vandaan kwam, is nog altijd niet opgehelderd, maar hun verwevenheid met de Franeker en Amsterdamse bestuurs- en koopmanselite heeft hun zakelijk zo te zien geen windeieren gelegd.

Hoe moeten we het verhaal van deze drie families nu duiden: als kettingmigratie, als contractmigratie of als overloopmigratie? Op het eerste gezicht lijkt het een overloop van de stad naar het platteland, maar bij nader inzien hebben we te maken met een echte migratieketen. Het begin of ‘bruggenhoofd’ van deze keten was Sem IJsbrants, die in 1530 uit Franeker vertrok. Zijn zoon trouwde met de dochter van een Stannebuurtster met een zakelijk netwerk dat tot in Amsterdam reikte. Zij hertrouwde met de broer van een Franeker burgemeester die bij haar introk op ’t Bildt en zaken deed met een zwager uit Franeker. Die zwager woonde in 1578 eveneens op ’t Bildt. ‘Zwaan kleef aan’, was het parool. Veel korter kun je het verschijnsel kettingmigratie bijna niet samenvatten.

Volgende maand: een Dordts netwerk.

Impressie van het ‘Semshuis’ aan de Ouwe-Dyk (© 2013 Ton Rigter, Naarden)

Deel dit bericht op:

Uw nieuws

Belangrijk nieuws te vertellen?

Laat het ons weten via
e-mail of gebruik onze aanlevermodule

Ook adverteren?

Benieuwd naar de mogelijkheden?
Neem dan contact met ons op middels telefoonnummer: 06 – 11 43 42 72
(email: info@heidstramedia.nl)