Friese netwerken (1509-1749)

Geplaatst op 25 april 2022

‘En ander diversche naciën’ – Vijf eeuwen nieuwe Bilkerts (6)

De vorige afleveringen gingen over een paar Hollandse aandeelhouders (‘Bildtconsorten’) en de migranten die ze in de zestiende eeuw aantrokken, en die op hun beurt weer nieuwe migranten aantrokken: ‘kettingmigratie’. In 1509, toen het bedijkingsconsortium werd ontbonden, waren er volgens de ‘Landtmessung’ 34 deelnemers: dertien hoge ambtenaren van de landsheer (onder wie drie Friezen), achttien Hollanders en nog eens drie Friezen. De erfgenamen van twee Friese edellieden waren geen consorten maar hadden wel Bildtland in leen en/of eigendom: die van Hessel Martena uit Franeker (98 morgen) en die van Doeke Hemmema uit Berltsum (vijftig morgen).

Tot 1527 mocht elke deelnemer een kavel Bildtlandt onderverhuren (hoofdaannemer Bueckelar had er twee). Ze betaalden zelf pacht aan de rentmeester van de landsheer, hun medeconsort dr. Tjaard Burmania. Omdat de landsheer Tjaard ervan verdacht dat hij inkomsten achterhield, werden de onderpachters in 1523 ondervraagd. Er kwamen 23 namen uit, waarvan bijna de helft herkenbaar Fries was. Tjaard en zijn broer Douwe hadden samen zeven onderpachters, van wie vier een herkenbaar Friese naam hadden. Friese consorten trokken dus niet alleen Friese pachters aan. Het onderzoek tegen de rentmeester liep met een sisser af. In 1524 werd hij vrijgesproken.

Door de gestage import van Hollandse Bildtpachters nam het ‘Friese’ aandeel in de loop van de zestiende eeuw af: van 47% in 1523, via 34% in de rentmeestersrekening van 1527 en 27% in de rekening van 1557, tot 26% op de boerderijenkaart van 1570 en in het belastingkohier van 1578. In dat laatste jaar behoorden maar weinig herkenbaar Friese Bilkerts tot de allerrijksten. Van de 22 topaanslagen van f 6 waren er drie voor ‘Friezen’. De Friese jonker Tzallinck Andringha kreeg hier een aanslag van f 12, maar dat was toen de standaard voor edellieden.

Het grote geld zat dus vooral bij Bildtpachters met een niet-Friese – meestal: Hollandse – achtergrond. Dat lijkt ook te volgen uit het bestand familiewapens die vanaf 1541 op Bildtse grafstenen zijn afgebeeld. De kenmerkende ‘Friese adelaar’, een statussymbool voor eigenerfde boeren, verscheen voor het eerst in 1583 op het graf van Ian Claesz in Froubuurt. Omdat er op ’t Bildt toen nog alleen pachtboeren waren en geen eigenerfden, zal Ians adelaar wel op grondbezit op het ‘ouwe-lând’ duiden. Er zijn aanwijzingen dat dit in Bitgum was. Zulke ‘Friese’ wapens bleven schaars op ’t Bildt. In 1616 werd Dirckie Jelledr in Sint Anna onder zo’n wapen begraven, maar haar vader Jelle Tyaertsz was in 1578 dan ook een van de drie ‘Friese’ Bilkerts met een topaanslag van f 6. In 1618 is Anne Feykens Wiarda begraven in Sint Jacob onder een Friese adelaar. Zijn steen was al weg toen Sjouke Hoogland de graven bij de Groate Kerk in 1929 opnam, maar er is een tekening bewaard uit omstreeks 1625.

In 1637 kregen pachters van Nieuw Bildtland – ten noorden van de Ouwe-Dyk – de kans om hun land te kopen. Een van hen was Willem Dirck Arriens uit Sint Jacob met zijn vrouw Gaetske Gellisdr († 1638). Willems naam klinkt eerder Hollands dan Fries, maar Gaetske zal wel van het ouwe-lând – vermoedelijk uit Minnertsga – afkomstig zijn. Willem Dirck Arriens mat zijn nieuwe eigenerfde stand breed uit toen hij in 1662 twee zilveren avondmaalsbekers liet maken voor de kerk van Sint Jacob. Zijn wapen op die bekers vertoont de Friese adelaar. Willem Dirck Arriens (de familie Lont stamt van hem af) was niet de laatste niet-Friese Bilkert die zich dit Friese statussymbool toe-eigende. In de achttiende eeuw voegden de broers Arjen en Claes Boyens Wassenaar, beiden grote eigenerfde boeren aan de Ouwe-Dyk, de Friese adelaar toe aan hun eeuwenoude (Hollandse) familiewapen. De broers hadden wel een Friese moeder. Deze Tjerkje Martens de Vries, in 1749 aangeslagen als ‘seer welgesteld boerin’, kwam uit dezelfde Sexbierumer familie als de bekende Friese admiraal Tjerk Hiddes de Vries (1622-1666). Dat de versmelting van Friese en niet-Friese immigranten in de achttiende eeuw grotendeels voltooid was, is nog te zien aan de verfrieste wapens van Arjen (op de Fonteinplaats aan de Ouwe-Dyk) en Claes (in het Fries Museum).

Tot nu toe is deze serie vooral over de Bildtse boerenelite gegaan. Dat komt doordat uit de eerste eeuwen van de polder bijna geen migratiegegevens van ‘gewone’ Bilkerts (in 1552 heetten ze ‘arbeyts luyde & andere’) bewaard zijn. Vanaf de zeventiende eeuw zijn die gegevens er wel – althans voor belijdende lidmaten van de verschillende kerkelijke gemeenten op ’t Bildt. Die lidmaten kwamen uit alle lagen van de bevolking: van de grietman tot boerenknechten en dienstmeisjes. In de volgende afleveringen vertel ik er meer over. Graag tot dan!

Volgende maand:
‘arbeyts luyde & andere’.

Deel dit bericht op:

Uw nieuws

Belangrijk nieuws te vertellen?

Laat het ons weten via
e-mail of gebruik onze aanlevermodule

Ook adverteren?

Benieuwd naar de mogelijkheden?
Neem dan contact met ons op middels telefoonnummer: 06 – 11 43 42 72
(email: info@heidstramedia.nl)