Hop Marjanneke! Nieuwe Bilkerts uit Frankrijk

Geplaatst op 19 juli 2022

‘En ander diversche naciën’ – Vijf eeuwen nieuwe Bilkerts (9)

Vorige maand ging het over Bildtse grietmannen en hun gevolg. De Van Harens hebben in de zeventiende en achttiende eeuw zo’n stempel op ’t Bildt gedrukt, dat je zou vergeten dat ze hier in 1652 zelf als ‘nieuwe Bilkerts’ waren gekomen: in het gevolg van de (Oranje-)Nassaus, waarmee ze al in de geuzentijd een stevige band hadden. Toen de laatste Friese stadhouder uit het huis Nassau-Dietz in 1795 de wijk nam voor het Franse revolutionaire leger, vluchtte ook de laatste grietman Van Haren. Jonker Duco van Haren overleed in 1801 als balling in Weimar.

Met de Franse troepen kwam een groep ‘nije Bilkerts’ mee die eigenlijk ‘ouwe Bilkerts’ waren. Ze waren in 1787 betrokken geweest bij een staatsgreep tegen de stadhouder en hadden in Frankrijk asiel gekregen. Zo keerden in 1795 Sjoerd (de) Schaaf en nog een handvol streekgenoten terug op hun ‘plakky grônd fan achtdúzzend morgen’. Het was maar goed dat ze intussen vlot Frans spraken, want in 1810 werd ’t Bildt – en de rest van Friesland en Nederland – ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Op ’t Bildt werden Franse gendarmes en douaniers gelegerd. Op de buis is de Franse komiek Louis de Funès nog af en toe te zien als ‘de gendarme van Saint-Tropez,’ maar op ’t Bildt lieten zijn collega’s niet met zich spotten. In 1812 tuigden Franse douaniers een inwoner van St.-Jacob af.

De Franse douane, die onder meer op Ouwe-Syl was ingekwartierd, had maar één doel: het verhinderen van de handel met Engeland, de aartsvijand van keizer Napoleon. Dat handelsembargo kostte onze economie handenvol geld. Niet voor niets heeft het bekendste spotliedje uit die tijd (‘Hop Marjanneke!’) het over ‘die kale Fransen’… Toen Napoleon in 1813 bij Leipzig was verslagen, verlieten alle Franse bezetters ’t Bildt – op één na. De jonge douanier Louis Duhoux (1878-1857) kwam uit de Elzas en sprak daardoor behalve Frans ook Duits. Alida, een dochter van de voormalige stadhouderlijke jachtmeester Christiaan Carel Lochnaar, had Frans geleerd. Louis en Alida trouwden in 1814 in Sint-Anna. Alida’s vader, die daar inmiddels belastingontvanger was, kocht in 1822 van een zoon van Sjoerd Schaaf een herberg op Ouwe-Syl. In 1823 werd Duhoux lid van het Ouwesylster leesgezelschap ‘Ledige Uren Nuttig Besteed’. Dit bestaat nog en vergadert tegenwoordig in ‘Het Graauwe Paard’, zoals de zaak van Duhoux (en daarvoor dus van Schaaf) nu heet. Ook Pieter Sjoerds Schaaf was jarenlang lid.

In 1865 gingen Jean-Louis en Charles Duhoux, twee zoons van Louis en Alida, op zoek naar hun Franse ‘roots’. Bij notaris Mossel in Sint-Jacob verklaarden ze in 1884 dat hun grootvader François Louis du Houx de Grand’ Cour als ‘neef’ van koning Lodewijk XVI voor de Franse Revolutie was gevlucht en al zijn bezit was kwijtgeraakt. Hiermee lieten de broers in 1885 de Nederlandse ambassade in Parijs uitzoeken of ze schadevergoeding konden krijgen. Dat was niet het geval. Hun grootvader was wel van adel maar geen ‘neef’ van de koning en hun Franse familie was in 1827 al (gedeeltelijk) schadeloos gesteld voor verliezen die ze door de Revolutie hadden geleden.

Het rapport van de ambassade is na te lezen in het Genealogysk Jierboekje van 1974. In theorie hadden de broers de Hoge Raad van Adel nog kunnen vragen om hun adeldom in Nederland te laten erkennen. Dat had een andere Franse immigrant in Friesland met succes gedaan. De edelman en oud-legerofficier Louis Marie Adelaïde Waubert de Puisseau, die sinds 1800 in Leeuwarden een Franse kostschool leidde, mocht zich vanaf 1816 jonkheer noemen. Voor zover mij nu bekend hebben de broers Duhoux of hun nazaten nooit zo’n erkenningsverzoek ingediend.

Ik kom nog even terug op het Ouwesylster leesgezelschap. Zulke clubs waren in de negentiende en twintigste eeuw een ‘uitgelezen’ gelegenheid voor nieuwkomers om hun nieuwe plaatsgenoten in een informele sfeer te leren kennen. Hoe ook ‘Ledige Uren’ als zo’n inburgeringsmachine werkte, wil ik volgende maand laten zien. Anno 2022 kun je nog altijd eten bij de familie Duhoux – alleen niet meer op Ouwe-Syl maar in Wirdum. Johannes Sieds Duhoux, een kleinzoon van Louis en Alida, begon daar in 1916 een slagerij annex cafébedrijf aan de Greate Buorren. Sinds 2018 zwaait de vijfde Wirdumer generatie de scepter in wat nu voluit ‘Hotel Eetcafé Duhoux’ heet.

Volgende maand: Leesgezelschap als inburgeringsmachine

Deel dit bericht op:

Uw nieuws

Belangrijk nieuws te vertellen?

Laat het ons weten via
e-mail of gebruik onze aanlevermodule

Ook adverteren?

Benieuwd naar de mogelijkheden?
Neem dan contact met ons op middels telefoonnummer: 06 – 11 43 42 72
(email: info@heidstramedia.nl)