Column
Boer, nel, aas, tien, heer, vrouw, acht, zeven. Hoe vaak ik dit rijtje wel niet in m’n hoofd heb herhaald. Inmiddels kan ik het troevenrijtje van klaverjas foutloos opdreunen. Net als vroeger op de middelbare school de rijtjes met de Duitse voorzetsels ‘durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang’. Maak me midden in de nacht wakker en ik roep zonder enige hapering: boer, nel, aas, tien, heer, vrouw, acht zeven!
Vijf jaar geleden speelde ik m’n eerste potje klaverjas. Een magisch spel, dat ik tot aan m’n 31e alleen vanaf de zijlijn volgde. Ik snapte niets van al die regels. En wat ik niet snap, durf ik niet. Dus meespelen in de kantine of tijdens een verjaardagsfeest? Mij niet gezien. Tot mijn broer een klaverjas-app op m’n mobiel downloade om thuis te oefenen zonder dat iemand het zag. Perfect.
Sinds die digitale klaverjasontgroening ben ik verslaafd. Regelmatig nodigen we vrienden uit voor een klaverjasavond. Als een volleerd kaartspeler roffel ik met mijn knokkels op tafel bij roem. Als een prof sein ik naar mijn maat welke azen ik in handen heb. En met speels gemak tel ik het aantal troeven dat al uit het spel is.
Klaverjassen is een soort Harry Potter-wereld. Twee kaarten kunnen zich namelijk transformeren. De boer is bij troef de absolute heerser, maar zonder troef slechts een middelmatige lakei. De negen is als nel een invloedrijke minister-president, maar zonder troef slechts een lullig zeteltje in de oppositie die nog geen deuk in een pakje boter slaat. En juist dat maakt klaverjassen zo gaaf.
Het meest geniet ik van alle kaarttermen die voorbij komen. Haal je alle slagen binnen, dan speel je een pit. Haal je minder dan de helft van de benodigde punten dan ben je nat. Vergeet je kleur te bekennen, dan verzaak je. En een spelletje van acht rondes noem je een boompje.
Het leuke is dat mijn woordenschat ieder spel groeit. Zo leerde een kennis me onlangs wat ‘in de blote kont’ spelen betekent. Wanneer je in de blote kont speelt, heb je alleen de boer en een klein troefkaartje. Ook ontdekte ik dat zij de boer een naam geeft. “Smyt dyn Jouke ris efkes op.” Maar de meest bijzondere term kwam afgelopen kerstvakantie voorbij.
Tijdens een gezellig avondje klaverjassen en de nodige drankjes zag ik mijn maat aan de andere kant van de tafel met stevig gefronste wenkbrauwen haar kaarten rangschikken. Geen goed teken, bedacht ik me, toen ze plots haar hele hand met kaarten over tafel gooide. “Ik ha in keale kut” riep ze. En gelijk daar achteraan: “Of nee, hoe hjit dat ek mar wer?!” Haar hoofd kleurde net zo rood als de harten tien die open en bloot op tafel lag.
Wat bleek? Ze had acht kaarten gekregen zonder plaatjes. Dus alleen zevens, achten, negens en tienen. Reden dat je je kaarten mag laten zien om ze opnieuw te laten schudden. Zoiets heet ‘vuile was’, heb ik ooit bij black jack geleerd. Maar ik vond ‘kale kut’ wel zo beeldend. Bovendien zorgde het voor flink wat verwarring bij de tegenstander. Meteen de ronde daarna gingen ze nat.